Brandbrief 6 aan de Tweede Kamer inzake het asielbeleid
Het VN-vluchtelingenverdrag – Genève 1951 – verplicht een land om mensen die op de vlucht zijn voor oorlog, vervolging of andere vormen van geweld, de gelegenheid te geven een asielverzoek in te dienen in dat land. Vluchten is een recht.
Een groep van enkele honderden afgewezen asielzoekers die niet in Nederland mogen blijven maar ook niet terug kunnen, zoekt sinds 2012 in Amsterdam de openbaarheid: Wij Zijn Hier.
Als supporters van Wij Zijn Hier hebben wij in de afgelopen drie jaar grondige kennis opgedaan over de vluchtverhalen van deze asielzoekers en het verloop van hun asielprocedure in Nederland. In deze brandbrief vragen wij uw aandacht voor één aspect van het Nederlandse asielbeleid waardoor asielzoekers onterecht afgewezen zijn. Zij zitten klem tussen de pressie om te vertrekken, de onmogelijkheid om daadwerkelijk terug te keren vanwege de dreiging van wat hun in het land van herkomst te wachten staat.
Ethiopische Eritreeërs tussen wal en schip
Veel van de vluchtelingen van Wij Zijn Hier zijn geboren in Ethiopië, maar hebben een Eritrese ouder, en hebben dus de Eritrese nationaliteit. Nadat Ethiopië en Eritrea in de jaren negentig van de vorige eeuw in oorlog raakten, heeft Ethiopië rond het jaar 2000 Eritreeërs uitgewezen naar Eritrea. Velen van hen zijn daar onmiddellijk gevangen genomen en mishandeld, anderen kwamen wel het land binnen, maar zijn daar behandeld als onwelkome vreemdelingen, als outcasts zonder recht op scholing of andere rechten van volwaardige burgers. In deze positie waren zij een makkelijke prooi voor uitbuiting en mishandeling, tot verkrachting aan toe. Velen besloten het land te ontvluchten, en zo kwamen deze Ethiopische Eritreeërs onder meer in Nederland terecht, en vroegen zij hier asiel.
Maar bij de asielaanvraag ging vaak van alles mis.
- In de eerste plaats konden zij hun Eritrese nationaliteit niet met papieren bewijzen: zij hadden nooit identiteitsdocumenten bezeten, en in Ethiopië waren zij vaak niet officieel geregistreerd.
- In de tweede plaats zijn ze de voertaal van Eritrea, het Tigrinya, niet machtig, of spreken ze hetgebrekkig, omdat ze op school in Ethiopië Amhaars geleerd hebben. Het Tigrinya dat zij spreken beperkt zich tot wat ze met hun ouder(s) spraken, of tot de variant die gesproken werd binnen de Eritrese gemeenschap waarin zij opgegroeid zijn. De taalanalyse die de IND liet afnemen leverde onvermijdelijk een negatief resultaat op. De native speaker die de IND hiervoor inzette ontwaarde gebreken of vreemde elementen in de spraak en velde een negatief oordeel.
- In de derde plaats konden zij vaak weinig over het land Eritrea vertellen, aangezien zij daar nooit als volwaardig burger hebben kunnen functioneren, maar vaak als een soort slaven in hun domicilie opgesloten zijn geweest. Hierdoor hadden ze gewoon geen idee waar ze precies terechtgekomen waren, hoever het was naar de dichtstbijzijnde kerk of een ander overheidsgebouw, en konden ze dus niet antwoorden op de vragen hiernaar van de IND, die op deze wijze de geloofwaardigheid van hun vluchtmotief wilde vaststellen.
Op grond van dit alles werd hun vluchtverhaal met extra wantrouwen aangehoord en al gauw als ongeloofwaardig afgedaan. Hun asielaanvraag werd afgewezen en zij werden op straat gezet met de aanzegging Nederland binnen vier weken te verlaten. Deze afwijzing is op onterechte gronden gedaan, omdat voorbijgegaan is aan het werkelijke vluchtmotief van deze mensen. Op deze manier werd hun onthouden waar iedere Eritrese vluchteling recht op heeft: asiel, vanwege het algemeen – ook door de IND – erkende feit dat het terugsturen van vluchtelingen naar Eritrea in strijd is met artikel 3 EVRM.
Eenmaal afgewezen kunnen deze Eritrese vluchtelingen geen kant op. Als de Eritrese ambassade hen al wil ontvangen dan vertoont deze geen enkele neiging om illegaal uitgereisde onderdanen aan een nationaliteitsbewijs te helpen, terwijl de Ethiopische ambassade hun, als Eritrese uitwijkelingen, eveneens nul op het rekest geeft: zij komen tussen wal en schip terecht. Wij wijzen erop dat dit lot ook recent aangekomen Eritreeërs kan treffen. Ook zij kunnen, door afstamming Eritrees, in Ethiopië opgegroeid zijn, en in dezelfde uitzichtloze situatie komen te verkeren, doordat geen van deze twee landen hun de benodigde documenten wil verschaffen.
Wij richten ons tot u in de hoop dat u zich zult willen inzetten voor de Ethiopische Eritreeërs.
Natuurlijk is het probleem dat wij hier aandragen, algemener: er zijn meer asielzoekers die – veelal illegaal – in een ander land zijn opgegroeid dan het land waar zij technisch gesproken – door afstamming – onderdanen van zijn. Maar omdat wij hier namens de Eritreeërs van Wij Zijn Hier spreken, geven wij hieronder in telegramstijl de casus van twee van hen. Zij dolen zonder enig perspectief rond in het asielgat dat gecreëerd wordt door de uiterst geformaliseerde, op papieren gefixeerde en op een ondeugdelijke taalanalyse gebaseerde asielprocedure.
Marcia’s verhaal (naam gefingeerd)
- Geboren in Ethiopië, Eritrese vader, op haar negentiende met haar vader uitgewezen naar Eritrea, aldaar bij aankomst direct gearresteerd, en na twee weken op straat gezet; haar vader heeft ze nooit meer teruggezien.
- In Eritrea uitgebuit, mishandeld en verkracht, gevlucht naar Soedan, daar illegaal als schoonmaakster gewerkt, gedurende zes jaar seksueel misbruikt; besluit te vluchten, betaalt een smokkelaar van het intussen verdiende geld.
- In Nederland achtergelaten in een supermarkt, door de politie aldaar naar Ter Apel gestuurd, asiel aangevraagd; de haar toegewezen tolk spreekt Oromo, zij spreekt het Amhaars dat ze in Ethiopië op school geleerd heeft, ze verstaan elkaar niet, haar klacht hierover wordt terzijde geschoven, en het asielverzoek afgewezen.
- HIV geconstateerd, onder behandeling, via artikel 64 uitstel van vertrek aangevraagd, Bureau Medische Advisering BMA van de IND bevestigt dat zij ernstig ziek is en haar leven lang behandeling behoeft. Nu bestaat er in Eritrea, noch in Ethiopië noch in Sudan adequate behandeling van HIV, maar toch werd haar geen uitstel van vertrek verleend omdat de IND zegt ‘dat niet te kunnen onderzoeken, omdat zij niet weet waar mevrouw vandaan komt’.
- Naar de Eritrese ambassade geweest waar zij zonder pardon werd weggestuurd. Door de Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V) aan Ethiopische en Sudanese ambassades gepresenteerd. Ook daar nul op het rekest, maar zonder dat de DT&V daaruit concludeert dat ze niet kan worden teruggestuurd.
- Met het Rode Kruis geprobeerd haar vader, haar man of andere familieleden op te sporen, zonder resultaat.
- Inmiddels tbc geconstateerd, half jaar uitstel van vertrek voor behandeling, eind mei staat zij weer op straat.
Marcia heeft alles geprobeerd om haar nationaliteit en haar identiteit te bewijzen, zij is onder behandeling bij Equator vanwege ernstige psychische klachten. Zij heeft HIV, een ziekte die in geen van de drie landen waar zij verbleven heeft, adequaat behandeld kan worden. Zij kan dus niet teruggestuurd worden, maar zij mag toch niet in Nederland blijven.
Maheders verhaal (naam gefingeerd)
- Geboren in Addis Abeba Ethiopië, van nationaliteit Eritrese. Toen zij nog heel jong was is haar moeder overleden. In Addis Abeba naar school geweest, alwaar voertaal Amhaars. Ze ging naar de christelijke kerk van de Pinkstergemeente.
- In 2000 met haar vader naar Eritrea gedeporteerd. Ze zijn daar niet geregistreerd, logeerden bij een broer van haar vader in Tesenay, Maheder leidde een teruggetrokken leven, belast met de zorg voor haar vader, die psychische klachten had, ze werden als onwelkome immigranten beschouwd: ‘mattee’.
- In 2006, alleen thuis omdat haar vader naar een heilige bron was om genezing te zoeken, verkracht door twee soldaten, een derde hield een geweer op haar gericht.
- In 2010 overleed Maheders vader, haar oom wilde haar uithuwelijken aan een 40-jarige moslim. Maheder wilde op grond van haar geloof niet trouwen met deze man; tijdens een gebedsdienst van de Pinkstergemeente in huis ter ere van haar vader is het hele gezelschap opgepakt, mishandeld en gevangen gezet: het christelijk geloof van de Pinkstergemeente is verboden in Eritrea.
- Ontsnapt uit de gevangenis is Maheder gevlucht naar Nederland, waar zij in 2011 asiel aangevraagd heeft: dit is afgewezen wegens het ontbreken van papieren, ongeloofwaardigheid van het asielrelaas en de negatieve uitslag van de taaltest: ze kon het Tigrinya, de taal van Eritrea, wel verstaan maar sprak het nauwelijks – ze is in Eritrea niet naar school geweest en heeft daar niet gewerkt.
- Nog tijdens verblijf in het AZC is tbc geconstateerd, en kreeg ze psychische klachten, desondanks werd ze op straat gezet na de afwijzing, met haar medicijnen, die ze, bij gebrek aan eten, op haar nuchtere maag innam, waar ze maagklachten aan overgehouden heeft.
- In 2014 onderdak bij de Medische Opvang Ongedocumenteerden (MOO), en anderhalf jaar in PTSSbehandeling bij Equator, beide voorzieningen zijn inmiddels beëindigd.
- Brief naar haar school in Addis Abeba, die haar wellicht aan een nationaliteitsverklaring kan helpen, is tot nu toe onbeantwoord gebleven; zoektocht Rode Kruis naar haar oom in Eritrea is stopgezet, omdat dat gevaar op zou leveren voor hem.
- Een op grond van haar medische problemen aangevraagd uitstel van vertrek via artikel 64 is afgewezen, vanwege het ontbreken van papieren.
- Ondanks slapeloosheidsklachten en maagproblemen staat zij nu weer op straat, verblijft tijdelijk in kraakpand De Vluchtgemeente aan de Pieter Calandlaan, dat in juni ontruimd gaat worden.
Maheder, inmiddels al vijf jaar in Nederland, kan geen kant op. Zij is geen onderdaan van Ethiopië maar is daar wel opgegroeid, en juist daardoor kan zij niet aannemelijk maken dat ze de Eritrese nationaliteit bezit. Op grond van die nationaliteit had ze direct asiel moeten krijgen – Eritrea staat bekend als een voor terugkeerders te gevaarlijk land. Zo staat Maheder met haar psychische en medische klachten op straat, alleen omdat zij geen identiteitspapieren kan overleggen.
Wat moet er veranderen?
Er moet erkenning komen van het lot van Eritreeërs die in Ethiopië geboren zijn en op jonge leeftijd uitgezet zijn naar Eritrea. Ingezien moet worden dat het afnemen van een taalanalyse in deze gevallen zinloos is, en dat de onmogelijkheid om aan papieren te komen niet langer tegen hen gebruikt mag worden bij het opstarten van een herhaalde asielaanvraag, een artikel 64-procedure of een buitenschuldprocedure. In plaats van hen eindeloos heen en weer te laten dolen tussen een onvermurwbare IND, DT&V en ambassades die hen niet als onderdaan erkennen, moet er eindelijk echt gekeken worden naar hun eigenlijke vluchtmotief, en dienen zij het voordeel van de twijfel te krijgen, namelijk status, conform artikel 3 EVRM dat het terugsturen van vluchtelingen naar een land waar zij gevaar lopen, verbiedt.